• Opletten bij ‘serveren op kamertemperatuur’: dit was van toepassing in een ver verleden wanneer het in huis veel kouder was dan vandaag.
• Wijn die in een restaurant in de verbruikszaal staat, zal meer dan waarschijnlijk veel te warm zijn. Vraag liever een fles uit de kelder of de wijnkoelkast.
• Thuis een witte of rosé wijn koelen doe je best in de (wijn)koelkast of in een emmer met water en ijs. Absoluut te vermijden: de diepvries.
• Witte en rosé wijn worden aan tafel vaak koel gehouden in een ijsemmer. Echter, pas op dat de wijn niet te koud wordt. Hij wordt dus best regelmatig in en uit de ijsemmer gezet, om de temperatuur op het ideale peil te houden.
• Ook rode wijn kan baat hebben bij koelte, en dan vooral in de zomer. De koelkast en de ijsemmer zijn in het algemeen echter te bruuske methoden voor rode wijn. Best hou je de wijn zo lang mogelijk in een koele kelder of wijnkoelkast, om hem pas kort voor het serveren eruit te halen.
• Af en toe kan het ook nodig zijn om wijn wat op te warmen. Doe dat niet bruusk, want dat kan de wijn beschadigen. Beter is om hem langzaam op temperatuur te laten komen.
• Het is sowieso aangeraden om wijn iets koeler te schenken dan de aanbevolen temperatuur, omdat wijn, eens uitgeschonken, snel opwarmt in het glas, en afkoelen kan dan niet meer.
• Hou je wijnglas niet vast bij de beker, want door de warmte van je hand gaat wijn (te) snel opwarmen. Beter is je wijnglas vast te houden bij de steel.

Santé!